Capoeira de Angola
De slaven die naar Brazilië werden gebracht, kwamen voor het merendeel uit Angola. Over het algemeen waren zij middelgroot en daardoor, zo werd van hen gezegd, agieler wat hun voordeel opleverde bij het werk, maar ook binnen het Capoeira-spel. De benaming “CAPOEIRA” is daardoor ontstaan dat de slaven van de plantages naar de bossen zijn gevlucht waar zij op een open plaats bij elkaar kwamen. Deze open plaats in het bos heet in het Portugees “capoeira”. De slaveneigenaren gaven aan de zogenaamde “capitães-do-mato” (slavenjagers) de opdracht om de slaven daar te gaan halen. Deze echter verzetten zich tegen de slavenjagers met handen, voeten en hoofd, waarmee ze harde klappen uitdeelden en de slavenjagers vaak genoeg zelfs doodden. Diegenen die overleefden keerden terug naar hun woedende opdrachtgevers die dan vraagden: -”Waar zijn de negers?” en het antwoord was: “Ze hadden ons in de Capoeira te pakken”, waarmee zij refereerden naar de plaats waar zij werden overwonnen.
In het midden van de bossen werd de Capoeira beoefend als een dodelijk gevecht. Maar reeds op de fazendas oefenden de slaven de Capoeira, echter op een speelse, defensieve manier. Immers gebeurde dit onder het waakzame oog van de plantage-eigenaren en slavenjagers. Op zo’n moment veranderde de Capoeira in een dans. Alleen op deze manier kon de Capoeira, de uitdrukking van het verzet van de slaven, overleven. De naam Capoeira Angola ontstond daardoor dat de slaveneigenaren, wanneer ze de slaven (het merendeel kwam uit Angola) bij het Capoeira-spelen betrapten, altijd zeiden: -”De negers spelen weer Angola”. Bij de massavluchten van de slaven van de fazendas naar de Quilombos in de bossen (Quilombos waren de dorpen waar de gevluchte slaven leefden) bewees de Capoeira zich als een efficiënt verdedigingswapen.
In 1888 werd de slavernij door de “Lei Áurea”, de gouden wet, afgeschaft en in 1890 kwam er een verordening over de immigratie die het voor Afrikanen en Aziaten mogelijk maakte zich door middel van een goedkeuring van het Nationaal Congres in Brazilië te vestigen. Het beoefenen van de Capoeira werd tegen die tijd nog strafrechtelijk vervolgd. De toenmalige president Rui Barbosa besloot alle documenten te laten verbranden die met de slavernij in Brazilië te maken hadden. Ondanks het feit dat de Capoeira door politici werd misbruikt om hun tegenstanders te terroriseren, kon zij overleven en ging zij enige tijd later deel uitmaken van de Braziliaanse volkscultuur. Uit deze tijd zijn ook de bekende namen van de grote Capoeira-liefhebbers zoals Besouro Mangangá, Valdemar da Paixão, Totonho de Maré, Cobrinha Verde, Canjiquinha, Caiçara, Atenilo, Nagé Traíra, Pedro Mineiro, Porreta, Sete Morte, Bento Certeiro en de beroemde Vicente Ferreira PASTINHA die de Capoeira als zijn manier van leven heeft gekozen en gedurende vele jaren de Capoeira Angola speelde en leerde. Pastinha is de oprichter van het Centro Esportivo de Capoeira Angola, in Salvador/Bahia.
Capoeira Regional
De kenmerken voor de Capoeira Regional, die uit de Capoeira Angola ontstond, zijn de agiliteit en de veel grotere variëteit van haar bewegingen. Het wordt gezegd dat zij uit de Capoeira Angola ontstond, omdat Manoel dos Reis Machado (Mestre Bimba) de Capoeira Regional op basis van de Capoeira Angola heeft ontwikkeld. Hij liet zich inspireren door de bewegingen van de Capoeira Angola gemengd met bewegingen van de Batuque, een Afrikaanse dans waarin de vader van Manoel dos Reis Machado, Luiz Cândido Machado, kampioen was.
Op deze manier ontstond de “luta regional baiana” (gevecht van de regio Bahia), één van de namen die de Capoeira Regional werd gegeven. De stijl Regional wordt gekenmerkt door de snelheid van de trappen en tegentrappen en door het snelle ritme van de Berimbau, die wordt begeleid door twee Pandeiros (tamboerijn) en het klappen van de mensen in de roda.
De bewegingen van de Capoeira Regional zijn gedeeltelijk anders dan die van de Capoeira Angola. Sommige van de snellere en gevaarlijkere bewegingen zijn: armada, queixada, meia lua de compasso, meia lua solta, bênção, martelo, arrastão, meia lua de frente, balão rodado, joelhada, giro de costas, arpão de cabeça, etc.